11 september 2017
Huurwoning onbewoonbaar verklaard
Eind 2014 werd een verhuurder in eerste aanleg correctioneel veroordeeld tot een geldboete, de verbeurdverklaring van een deel van de ontvangen huurgelden en tot het herstel van de huurwoning, nadat een wooninspecteur diverse gebreken had vastgesteld in een woning die door de verhuurder ter beschikking werd gesteld.
Er was onder meer sprake van scheefstand en instabiliteit van de schouw, uitbrokkelend voegwerk, niet-conforme aansluiting van de stopcontacten, de afwezigheid van een keuringsattest van de elektrische installatie, insijpelend vocht en vochtschade in de gang en drie slaapkamers op de eerste verdieping, opstijgend vocht, verweerd schrijnwerk, onvoldoende verluchtingsmogelijkheden in de badkamer en het toilet, … Op basis van deze vaststellingen door de woningcontroleur werd de woning door de burgemeester onbewoonbaar verklaard.
Verhuurder haalt verzachtende omstandigheden aan
De verhuurder ging in beroep tegen dit vonnis, omdat er naar zijn mening verzachtende omstandigheden waren. Zo wees de verhuurder op de lage huurprijs waaraan het pand ter beschikking werd gesteld en op de tussenkomst van het OCMW. Beide argumenten werden door het Hof van Beroep niet weerhouden.
Woonkwaliteitsvereisten staan los van huurprijs
Het Hof wees daarbij op het feit dat de normen in art. 5,§1 van de Vlaamse Wooncode van openbare orde zijn: elke woning moet voldoen aan de elementaire veiligheids-, gezondheids- en woonkwaliteitsvereisten. De voorgenomen menslievendheid van de verhuurder ontsloeg hem niet van de verplichting om deze vereisten na te leven. De hoogte van de huurprijs doet daar evenmin afbreuk aan. Zelfs bij een louter symbolische huurprijs moet de verhuurder er met andere woorden op toezien dat de verhuurde woning conform is.
Bemiddeling door OCMW doet niet ter zake
Ook het feit dat de verhuring plaatsvond via bemiddeling door een OCMW ontheft de verhuurder geenszins van zijn aansprakelijkheid. De verhuurder argumenteerde dat het OCMW een openbaar bestuur is dat een actieve eerstelijnsrol vervult bij het verhuren van woningen. Het Hof van Beroep ging daar echter niet in mee: het is en blijft de taak van de verhuurder om erop toe te zien dat de woning aan de minimale woningkwaliteitseisen beantwoordt.
Het Hof aanvaardde evenmin dat de verhuurder onwetend zou zijn geweest over de gebreken. De huurder had immers een brief ontvangen van de verhuurder waarin werd vermeld dat er geen kosten meer zouden worden gemaakt in de woning zolang de huidige huurder er verbleef. Het Hof leidde uit dit schrijven af dat de verhuurder op de hoogte was en moest zijn van de gebreken. Maar zelfs los van een eventuele discussie hieromtrent is het Hof van mening dat de verhuurder kennis hoorde te hebben van de gebreken. Die interpretatie doet potentiële onwetendheid sowieso vervallen als verdediging.
(Bron: Hof van Beroep Gent dd. 17 december 2015)